Jakob Lorber Stichting
voor het Nederlandse taalgebied
Nieuwe Openbaringen, ook nu nog?
Het wekt verbazing dat in bijna alle christelijke kerken en geloofsgemeenschappen de opvatting heerst dat God door de Bijbel voor het laatst tot de mensen zou hebben gesproken en dat er dus na het nieuwe testament geen nieuwe openbaringen meer zijn geweest en ook niet meer zijn te verwachten.
Vanaf Adam tot aan het verschijnen van Jezus Christus op aarde zien wij een
doorlopend contact van God met Zijn mensdom door zieners en profeten, door wie
Hij waarschuwde en zelfs de toekomst onthulde. Waarom kwam daar na de dood van
de apostelen een definitief einde aan? Omdat er geen redelijke verklaring is
voor een dergelijk zwijgen van God, vlucht men in de letter van de Bijbel om een
afwijzende houding tegenover nieuwe openbaringen te rechtvaardigen:
"Nadat God eertijds vele malen en op velerlei
wijze tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst
der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van
alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft" (Hebr. 1:1,2).
Inderdaad. In de tijd waarin dit geschreven werd, was het de Zoon door wie
God 'het laatst' had gesproken: Jezus Christus.
Er is nog een tekst in het nieuwe testament waarvan men graag gebruik maakt
om nieuwe openbaringen na de Bijbel uit te sluiten. Die tekst staat in de
'Openbaring van Johannes', het laatste Bijbelboek, waarin de apostel Johannes
zijn visioenen beschrijft die de verdere ontwikkeling van de kerk uitbeelden.
Aan het slot daarvan staat vermeld:
"Ik betuig aan een ieder die de woorden der
profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem
toevoegen de plagen die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt
van de woorden van het boek dezer profetie, God zal Zijn deel afnemen van het
geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven
zijn." (Openb. 22:18,19).
Deze tekst geeft duidelijk aan dat het hier gaat om 'dit boek', zijnde de
'Openbaring van Johannes'. De vermaning om hier niets aan toe te voegen kan dan
ook alleen maar betrekking hebben op dit boek, en niet op de gehele canon van de
Bijbel. In de tijd dat Johannes zijn visioenen beschreef bestond de canon immers
nog niet! Die werd pas in de vierde eeuw na Christus, op het concilie van Nicea
vastgelegd. Deze tekst kan dus onmogelijk gebruikt worden om latere openbaringen
uit te sluiten.
Inderdaad heeft geen mens het recht om naar menselijk goeddunken iets aan het
woord van God toe te voegen of weg te nemen. - Maar betekent dat dan dat God
zichzelf een spreekverbod heeft opgelegd? Opvallend is dat men het verbod om
iets aan de teksten te veranderen alleen citeert met betrekking tot nieuwe
openbaringen, maar de voortdurende veranderingen aan de Bijbel door theologen
rustig toestaat. Geen boek is zo veelvuldig gekopieerd, vertaald en
geïnterpreteerd als de Bijbel. Door alle tijden heen, ook reeds in het oude
verbond, werd aan de tekst naar eigen goeddunken geschaafd. Dit wordt in het
oude testament zelf bevestigd:
"Hoe durft gij zeggen: Wij zijn wijs en de wet
des Heren is bij ons? Voorwaar, zie, bedrieglijk heeft de leugenpen der
schrijvers die vervaardigd! Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt!
Zie het woord des Heren hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan
hebben?" (Jer. 8:8,9).
De schriftgeleerden van onze tijd zijn de theologen. Zij dragen niet alleen bij aan de aanpassing en verandering van de Bijbel, maar doordat zij hierbij onvermijdelijk uitgaan van het blinde verstandsdenken, leidt dit ook tot de verzwakking van haar geestelijke en inspirerende werking. De kracht die het Woord van God in de Bijbel eens uitstraalde, wordt daardoor steeds zwakker. Desondanks is en blijft de Bijbel nog altijd het hoofdboek en de basis van goddelijke openbaringen en is altijd nog een heldere bron voor wie de kunst verstaat haar te lezen. Wie door de verontreinigde schil heendringt, komt tot de binnenste waarheid. De Bijbel is een geestelijk boek. Naast de letterlijke is er de innerlijke, geestelijke betekenis. God heeft het aan de mensen overgelaten om aan de schil van de vrucht te knagen, terwijl de kern (de goddelijke waarheid) voor ontheiliging gespaard is gebleven. Is de openheid voor de innerlijke, geestelijke betekenis van het Woord van God in een mens aanwezig, dan kan de betreffende mens ook de geesten onderscheiden. Hij kan dan niet alleen de innerlijke betekenis van de Bijbel als heilige schrift begrijpen en aanvoelen, maar ook nieuwe openbaringen herkennen en beoordelen en ze van getuigenissen van valse profeten onderscheiden!
In het nieuwe testament is overigens geen enkele tekst te vinden waaruit valt op te maken dat verdere nieuwe openbaringen zijn uitgesloten. Integendeel. Ettelijk teksten, vooral in het evangelie van Johannes, verwijzen nadrukkelijk naar komende openbaringen van de Heer. Hier volgen enkele voorbeelden:
"Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle Waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen" (Joh. 16:12,13).
"Maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb" (Joh. 14:26).
"Ik zal u niet als wezen achterlaten, Ik kom tot u." (Joh. 14:18).
"Deze dingen heb Ik tot u in beelden gesproken; maar de tijd komt dat Ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar u vrijuit over de Vader zal spreken" (Joh. 16:25).
"En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn geest op alle vlees; en uw zonen en dochters zullen profeteren ... " (Hand. 2:17).
Al deze geciteerde bijbelteksten laten duidelijk zien dat nieuwe openbaringen ook nu nog verwacht mogen worden. Het zijn toezeggingen, bijna 2000 jaar geleden gedaan door Degene die beloofde dat Zijn woorden geenszins voorbij zouden gaan (Luc. 21:33). Het komt erop aan dat wij de vervulling van die beloften ook waarnemen en herkennen als komend van Degene die ze heeft voorzegd!
Het is de tragiek van het Joodse volk dat het de beloofde Messias niet herkende terwijl Hij zich juist onder hen ophield, en dat het Hem nog tot op de dag van vandaag verwacht. Nu wachten christenen op de vervulling van beloften die reeds 2000 jaar geleden werden gegeven! Toch kan ook een mens die God liefheeft, blind zijn voor de waarheid als hij de waarheid niet zoekt! Wel moeten wij beseffen dat God altijd onopvallend heeft gewerkt, steeds zodanig dat niemand gedwongen of beïnvloed wordt in zijn vrije keuze. Het zijn bescheiden mensen die gekozen worden om Zijn woord te vernemen en op te schrijven.
Een van deze nieuwe, door de Heer geroepenen, was Jakob Lorber (1800-1864), een eenvoudig en godvrezend man. In 1840 hoorde hij voor het eerst de stem van de Heer in zijn hart, die hem de opdracht gaf: "Neem je pen en schrijf". Hiermee begon een stroom te vloeien van pure zuiverheid die de zoekende mens van deze tijd een boodschap aanreikt die voldoet aan alles wat in de genoemde bijbelteksten wordt gezegd van te verwachten nieuwe openbaringen. Deze openbaringen strekken zich uit van het allereerste begin van de schepping tot heden. Bovendien bevatten zij profetieën voor de toekomst. Het zal de lezer opvallen dat de aan Lorber gegeven openbaringen nergens in strijd zijn met de Bijbelse openbaringen en evangeliën. Integendeel, hier is sprake van verdieping en uitbreiding van de ons zo bekende teksten. Maar het belangrijkste doel van deze boodschap aan de mensen van deze tijd is gelegen in het brengen van de leer van Jezus Christus in haar oorspronkelijke vorm!
Het hoofdwerk van Jakob Lorber, 'Het Grote Johannes Evangelie', werd reeds 700 jaar tevoren aangekondigd door de bekende 12e eeuwse Duitse profetes Hildegard von Bingen (1098-1179) in haar werk 'Liber divinorum operum' (boek van Gods werken), waarin zij spreekt over een toekomstig nieuw evangelie van Johannes.
Als de kerken zich open zouden stellen voor deze nieuwe openbaring, zou dat van doorslaggevend belang kunnen zijn voor het christelijk geloof. Het christendom zou daarmee een wereldbeeld kunnen aanbieden dat het uit zijn huidige defensieve positie weer tot een toonaangevende geestelijke kracht zou verheffen. De duidelijke en ondubbelzinnige uitspraken in dit openbaringswerk zouden tevens de aanzet kunnen zijn tot een echte en volledige hereniging van de christelijke kerken.
"Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens; door de Heilige Geest gedreven hebben mensen van Godswege gesproken." (2 Petrus 1:21).
* * * * * * *